U gebruikt een verouderde browser. Om die reden werkt deze site wellicht niet naar behoren.Direct naar hoofdinhoud

Humor

Logo Column BernardAfgelopen zondagavond werd in de vesper een hoofdstuk uit het Bijbelboek Job gelezen, het dertigste. Daar antwoordt Job zijn vrienden die hem zijn komen bijstaan in het leed wat Job is overkomen. Job schuwt geen grote woorden: de mensen hebben het op zijn ondergang voorzien en, nota bene, God ook. Wat Job overkwam is afschuwelijk, diep zit hij in de put. De lezer of de hoorder is geneigd om de klacht van Job met respect en medeleven te verstaan. Een relativerend ‘kop op Job’ of ‘achter elke wolk schijnt de zon’ is niet gepast.

Er is, vermoed ik, nog een andere kant aan de klaagzang van Job. Dat is die van de humor. In de Joodse humor is de schlemiel een type. Hem (meestal hem) treft het altijd, hij is of ziet zichzelf als het slachtoffer van alle omstandigheden. De schlemiel ligt op de grond, anderen trappelen op en over hem heen. Over de zucht, de noodkreet wordt gelachen of gespot en het slachtoffer neemt dat op in zijn klacht, wat het nog erger maakt, maar waardoor hijzelf meester wordt van de toestand.

Humor is het rafelige draadje wat verhindert dat de noodlottige in de afgrond stort. Het is het laatste verweer. Humor als de strohalm van de humaniteit.