U gebruikt een verouderde browser. Om die reden werkt deze site wellicht niet naar behoren.Direct naar hoofdinhoud

Psalmen

Op het Festival voor Oude Muziek in Utrecht worden in deze dagen alle 150 Psalmen gezongen. In een krant werd een componist geinterviewd die de vijfde Psalm nieuw heeft getoonzet en en passant “God” en “Heer” eruit had gegooid. Die woorden zijn hem, zo zei hij, “te groot.”

In de vijfde Psalm is iemand aan het woord voor wie de wereld een grijze soep, een grote duisternis is. Al tastende en vragende gaat hij rond om iets te vinden, een spoortje van licht, iets waar hij zich aan kan oriënteren. Hij vindt God.

Die duisternis waar je in rond kunt dolen zal ieder mens min of meer herkennen. De vraag of je in zo’n toestand op jezelf moet vertrouwen of bij iets anders te rade kunt gaan ook. Misschien kan de vraag zo dringend zijn dat de instantie aan wie hij wordt voorgelegd niet anders dan als “groot” moet worden beschouwd. Zo wordt de mens niet klein gemaakt door de grootheid van God, maar doet de grootheid van God recht aan de mens, aan de toestand waarin hij is.