De Geest
Op de valreep gingen we de film Amazing Grace zien, die donderdag voor het laatst in Kino was. De film is een rommelige opname van twee avonden in 1972 in een baptistenkerk in Los Angeles. Twee kerkdiensten met een dominee die piano speelde, het koor leidde, zo nu en dan wat zei en op een ogenblik zich in een stoel liet vallen om zijn gezicht te verbergen in een grote witte zakdoek.
Er was een koor dat de zangeres ondersteunde. Soms zongen ze niet, maar riepen de koorleden door elkaar heen, barstten ze in snikken uit, zwaaiden met de armen, bewogen met hun lijven, sprongen van hun plaatsen. Het koor was niet alleen koor, maar een soort van volksparlement op de achtergrond dat behalve zong ook commentaar gaf, opzweepte of in gepeins leek te verzinken.
En de persoon om wie het in de film ging, Aretha Franklin. Alsof ze was teruggekeerd uit de wereld, in de kerk waar het begonnen was, met de gospels die de bron zijn. Zij zong. Het was anders dan ik had gedacht. Soms klonk het jubelend en uitgelaten, maar veel vaker was het een soort haperend gestamel van iemand die geen zin kon afmaken. Je zag iemand aan het mediteren met klanken. Haar zingen leek vooral verlangen uit te drukken en pijn, en ook geluk.
Aretha Franklin leek niet in de verte op een diva, er was geen sprake van een show. Het was een vrouw met een onvoorstelbare stem die het diepste van haar innerlijk meedeelt.
Mensen in deze tijd zijn tuk op emoties, omdat we veronderstellen dat we in emoties iets gewaarworden wat echt is. In de film was Aretha Franklin één brok emotie en aan de echtheid twijfel je geen ogenblik.
Maar er was ook iets in dat je vervreemdend kunt noemen. Bij emoties wil een mens graag meevoelen: “zo voel ik dat ook.” Aretha Franklin deelde niet maar zong vooral voor zichzelf.
Een krant schreef over de film: “Aretha Franklin krijgt de geest.”
Zo was het. “Aretha Franklin kreeg de Geest.”