Evenwicht
Terwijl ik een schep in de mesthoop steek hoor ik boven m’n hoofd geluid van overtrekkende vogels. Ik kijk omhoog en zie ze na. Een vlucht kraanvogels, die ik in de Betuwe, op een enkele verdwaalde na, nooit eerder gezien heb. Ze zijn, schat ik, onderweg vanuit Afrika naar hun broedgebied in het noorden. Deze lijken op hun route wat naar het westen afgeweken.
Zo doen zij dat al duizend of tienduizend jaar. Ze overspannen continenten jaar in jaar uit. Ze bouwen nesten, broeden, brengen hun kuikens groot, trekken weg en keren terug. Ze zijn deel van een ontzagwekkend systeem waar ook de mens deel van uitmaakt, maar de mens heeft er weinig oog voor. De mens wordt niet door het ontzagwekkende systeem in stand gehouden, hij is bezig met te overleven. Hij bestaat niet in een groter verband, zijn omgeving is een te beheersen, onder controle te brengen vijandig gebied. Een mens leeft niet in een evenwicht, hij balanceert als een koorddanser met een te korte stok.
Die stok zou je zijn innerlijk, “zijn ziel” kunnen noemen.