U gebruikt een verouderde browser. Om die reden werkt deze site wellicht niet naar behoren.Direct naar hoofdinhoud

Het rode potlood

Woensdag om half acht ging het stembureau in de Schommelstraat open. Voorzien van mondkapje, documenten en identiteitsbewijs was ik een van de eersten. Leden van het stembureau wezen de weg. Ze waren voorzien van gele hesjes, latex handschoenen en microfoontjes waarmee ze elkaar van de bezoekersstroom op de hoogte hielden.

Nadat ik het stembiljet (niet helemaal geslaagd opgevouwen) door de gleuf van de kliko geduwd had passeerde ik de laatste medewerker die wees naar een doos waar het rode potloodje in gegooid kon worden. Terwijl ik het door de gleuf in de doos liet vallen merkte hij op dat ik het potlood ook mocht meenemen. Een gratis potlood! Te laat! Maar wat moet ik met een potloodje waarmee je niet veel meer kan dan een vakje rood kleuren?

Ooit vertelde iemand, die ik me niet meer herinner, over zijn leven. Hij had verkering gekregen, zijn verloofde was onderwijzeres. Zij schreef hem brieven, zoals mensen lang geleden deden, en hij schreef liefdesbrieven aan haar. Zij stuurde dan met haar volgende brief zijn brief aan haar terug waarin ze met een rood potlood de spelfouten had gecorrigeerd. Hij vertelde het, denk ik nu, omdat ondanks dat rode potlood de relatie had standgehouden en ze al lang getrouwd waren.

Toen ik even later naar huis liep kwam de jongen bij wie ik het potlood had ingeleverd hollend over het plein. Ik had m’n portemonnaie in het stemhokje laten liggen, waar ik even te voren mijn identiteitsbewijs uit gehaald had.

“Stom,” zei ik.

“Ach, het is nog vroeg,“ zei de jongen.