Hoe hou je je lamp brandende? – Overdenking Alledagkerk, Helene Perfors
Matteüs 25:1-13
In deze tijd van het kerkelijk jaar gaat het voornamelijk om de vraag hoe je je lamp brandende houdt en hoe de verwachting levend? Is er nog wat anders in de wereld mogelijk dan je om je heen ziet gebeuren aan problemen, aan coronacrisis, gedoe, elkaar dwarszitten en onbarmhartigheid? Hoe ga je aan de gang met datgene dat je gegeven is? Kijk je niet naar de onmogelijkheden, maar naar de mogelijkheden, ondanks je korte lontje? En ook: durf je uit te kijken naar de bruidegom, vraag je je af of het nog wel wat wordt met dat Koninkrijk? En hoe blijf je dat in je eigen leven gestalte geven?
Deze vragen worden indringend gesteld in de laatste hoofdstukken van Matteüs. En om maar gelijk met de deur in huis te vallen, het gaat van dik hout zaagt men planken in die hoofdstukken, niet alleen hier met die 5 verstandige en 5 dwaze meisjes, maar ook verderop met de gelijkenissen over de talenten, het geween en het tandengeknars en het oordeel van de Zoon des mensen. Belangrijk is om te bedenken dat Matteüs geen toekomstvoorspelling geeft. Hij beschrijft de situatie waarin de wereld verkeert, de zijne en de onze. Hij wil laten zien hoe te midden van alle rampen en kruisen, toch het Koninkrijk is begonnen. Voor Matteüs is dat Koninkrijk geen hemel, geen hiernamaals, maar een toestand op aarde, waar gerechtigheid en liefde heersen. Met Jezus leven is dat op aarde zichtbaar geworden. Hij spoort zijn discipelen aan om dit voort te zetten. Maar zij worstelen met dezelfde vragen als wij doen. Hoe kan je leven uit de verwachting van het Koninkrijk. Want is er wel wat anders mogelijk?
Ik denk wel eens, wat zou het gemakkelijk zijn als de bijbelverhalen duidelijke regels hadden. Geen vage gelijkenissen, waarbij je maar wat moet raden. Gewoon heel simpel, dit mag wel en dat mag niet, en verder geen gezeur. Bovendien zou je je later ook weer lekker tegen die regels af kunnen zetten als het niet goed ging in het leven, of niet zoals je gedacht of gedroomd had. Dan zou je lekker de kerk of God of het geloof de schuld kunnen geven – wie heeft daar niet af en toe behoefte aan?
Dit is natuurlijk een beetje badinerend, maar is het niet zo dat we soms heel hard tegen ons geloof aanlopen? Hoezo leven uit verwachting als de twijfel toeslaat en je geen idee hebt hoe het verder moet?
We lopen soms hard tegen ons geloof aan. En we zijn bang. Maar kunnen wij onze heer de schuld geven? Toch, uit de verhalen komt denk ik toch naar voren dat de verhouding tussen God, de levende God en ons mensen, levende mensen, niet zomaar in zo’n strak schema te passen is. Alsof God een soort eeuwig werkende onbewogen beweger zou zijn, waarvan je alleen maar de bevelen moet uitvoeren. Wij horen dat wij als mensen tegenover God geen robots, of soldaten hoeven zijn, maar dat het gaat om een levende verhouding tussen levende partners – maar je kunt denk ik ook ‘levenspartners’ zeggen.
Bij Matteüs lezen we heel duidelijk hoe de verhouding tussen God en zijn partner verandert als de partner niet meedoet, als zij – wij – God in de kerk laten staan en ons niet geven. Lijkt hij soms vaak niet zo vreselijk ver weg? Toch doen we God onrecht met zoveel angst.
Er wordt namelijk niet meer van je gevraagd dan je kan. Ook niet minder trouwens. Dat is de uitdaging voor ons allemaal, als levende partners van God hier op aarde. Hier leven en er hier wat van maken met alles wat ons gegeven is.
Dan zijn we ook partners met elkaar. Want naast die ellende is wat anders.
Laten we dan niet bang zijn om die lamp brandende te houden.
—-
Overdenking uitgesproken door ds Helene Perfors in de Alledagkerk van dinsdag 27 oktober 2020.