9/11
Morgenmiddag twintig jaar geleden ging ik op de fiets naar iemand toe om iets af te spreken. Ik belde aan. De vrouw deed de deur open en liet me binnen. In de kamer zaten twee kinderen op de bank naar de t.v. te kijken. Ik wierp er een blik op en zag een wolkenkrabber gehuld in een rookwolk en een vliegtuig dat er tegenaan leek te botsen. Ik dacht, een moraliserende dominee betamend, dat het een beetje apart was om met je twee kinderen op een doordeweekse middag naar een rampenfilm te gaan zitten kijken. Even later fietste ik naar huis om zelf de t.v. aan te zetten.
In de dagen na nine-eleven knipte ik foto’s uit kranten met beelden van witbestoven mensen, verwrongen staalconstructies, gezichten van reddingswerkers en van politici die vastberaden proberen te kijken. De foto’s gebruikte ik als materiaal bij de catechisatie. Ik heb ze een jaar of tien later weggegooid, wat me nu spijt. Bij de aanslagen op elf september 2001 werden 2977 mensen gedood.
Wat de kapers met de aanslagen voor ogen gestaan mag hebben, de kwetsbaarheid van het wereldwijd dominante vrije westen hebben ze aangetoond.