Excuses
“Moeten wij protestanten daar nu ook al aan mee gaan doen?” dacht ik even toen ik gisteren op de radio hoorde dat de scriba van de Protestantse Kerk in Nederland voornemens is namens de Protestantse Kerk excuses aan te bieden voor de houding van de Nederlandse protestanten tegenover de Joden, voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Al die excuses zijn een beetje goedkoop en mosterd na de maaltijd: de mensen aan wie ze gericht worden zijn dood en de mensen die iets te verontschuldigen hebben ook. Dus, waar gaat het dan over?
Maar de opmerking van de koning op de Dam over wat zijn grootmoeder had nagelaten te zeggen (in de vijf jaar radiotoespraken voor bezet Nederland nooit iets gezegd over de Joodse Nederlanders) vond ik wel sterk. Dat zwijgen van Wilhelmina is in een wijder verband te zien. Joodse Nederlanders waren er, ze mochten er ook zijn, maar op hun Jood-zijn werd neergekeken of het werd op zijn best genegeerd.
Als ik denk aan de generaties vóór mij, uit mijn eigen familie, dan herken ik dat. Sommigen van hen hebben in de oorlog hun leven geriskeerd om Joden te verbergen maar hun houding tegenover Joden was op zijn minst ambivalent.
Zo zal ook vanuit de Hervormde en Gereformeerde Kerken naar Joodse Nederlanders zijn gekeken: het Joodse volk is van de oude bedeling, ze zijn er nog wel, maar ze hebben na Jezus, nu de Kerk hun plaats ingenomen heeft, eigenlijk geen bestaansrecht meer.
Ik weet niet of excuses de beste manier is om het ter sprake te brengen, maar dat er nu over gesproken wordt is wel goed. De geschiedenis is niet voorbij en antisemitisme ook niet.